Over ons

Hoe is LabOral tot stand gekomen?

Het korte antwoord is eenvoudig: omdat de tijd toen rijp was voor klinische parodontale microbiologie. Als aanvulling op de klinische diagnose en als basis van een verantwoord gebruik van antibiotica. 

De oprichting van LabOral in 1989 is het initiatief geweest van enkele tandarts--parodontologen en een microbioloog. De directe aanleiding was een toenemende kennis van de microbiologie van parodontale infecties.  Het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de parodontale microbiologie bloeide wereldwijd en leverde enorm veel informatie op.  Er werd een verband gevonden tussen de moeilijk behandelbare juveniele parodontitis en een bacterie met de welluidende naam Aggregatibacter actinomycetemcomitans. Om dit micro-organisme te bestrijden bleek mechanische behandeling onvoldoende en het gebruik van antibiotica deed zijn intrede.

Tandheelkunde van de Vrije universiteit waar een klinisch laboratorium onderdeel werd van de afdeling Oral Microbiologie.  Jaren van onderzoek volgden en leverde veel praktisch toepasbare informatie op hetgeen de toepassing van de klinische microbiologie verder verankerde in de Tandheelkunde in Nederland.

Visie van LabOral

Het uitgangspunt bij de ontwikkeling van de activiteiten van LabOral is altijd geweest: onderzoek als basis voor klinisch handelen (jaren later werd dit beschreven evidence based dentistry). Bij het toepassen van de wetenschappelijke informatie die voortkwam uit onderzoek stonden van meet af aan de werkwijzen uit de medische microbiologie centraal. Dit vakgebied bestaat al meer dan 100 jaar en de kennis en kunde vanuit dit vakgebied is vaak toegepast bij het ontwikkelen van de klinische parodontale microbiologie. Een tweede uitgangspunt was: parodontitis is een van de vele vormen van infecties in het menselijk lichaam en is niet wezenlijk anders dan vele andere bacteriële infecties die we kennen. Daarom zijn de regels voor het behandelen van parodontitis niet wezenlijk anders. Een van die regels is dat het gebruik van antibiotica gebaseerd moet zijn op microbiologische informatie. Deze benadering is tegenwoordig nog belangrijker geworden dan in het verleden. Zowel de WHO als ook de European Centre for Disease Prevention and Control (An agency of the European Union) roepen al jaren op tot het prudent gebruik van antibiotica. Met name het gebruik van dubbele kuren (meerder antibiotica tegelijkertijd) wordt door deze organisaties zeer ontraden als er niet eerst een microbiologische reden voor wordt aangetoond. Deze werkwijze wordt al meer dan 30 jaar toegepast door LabOral. De werkwijze van LabOral sluit ook nauw aan bij wat tegenwoordig Personalised Medicine genoemd wordt: op maat gesneden behandeling van ziekten en aandoeningen. Voor LabOral dus niets nieuws.  

Waarom test LabOral op 8 bacteriƫle species?

Infecties aan de luchtwegen en de darmen spelen zich af in een omgeving waar vele honderden bacteriesoorten en andere micro-organismen aanwezig zijn. Bij een ontstoken keel wordt, als er bacteriologisch onderzoek wordt uitgevoerd, niet gekeken naar alle daar aanwezige bacteriën maar naar slechts enkele soorten waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij een keelontsteking (gids bacteriën). Ook bij infecties van de darm, waarin eveneens vele honderden bacteriesoorten leven, wordt diagnostiek beperkt tot het zoeken naar een beperkt aantal pathogene bacteriën.

Deze werkwijze in de medische microbiologie is gebaseerd op de waarneming dat bestrijding van deze pathogenen, met bijvoorbeeld een gericht antibioticum) de ziekte elimineert. Denk bijvoorbeeld aan enteritis veroorzaakt door een Salmonella bacterie. Dezelfde benadering wordt gehanteerd bij huidinfecties. Al deze aandoeningen spelen zich af in een deel van ons lichaam dat niet steriel is maar bewoond wordt door een uitgebreide microflora. In de mond is dit ook het geval, deze is verre van steriel. Van een beperkt aantal bacteriesoorten is de rol die ze spelen bij parodontitis uitgebreid onderzocht in zowel het laboratorium als in klinisch onderzoek.

Soorten zoals Porphyromonas gingivalis, Aggregatibacter actinomycetemcomitans, Tannerella forsythia Treponema denticola en andere soorten zijn al in 1996 (World Workshop on Periodontology, USA) beschreven als zeer sterk geassocieerd met de progressie van parodontitis. Dus niet alle bacteriën in de parodontale pocket dragen evenveel bij aan de pathogeniteit van de subgingivale plaque.  Een beperkt aantal wordt gezien als sleutel-pathogenen. Op deze pathogenen is de parodontale behandeling gericht waarbij systemische- en lokaal toegepast antimicrobiële medicijnen een rol zijn gaan spelen.  Er is uitgebreid klinisch wetenschappelijk onderzoek gedaan aan de werking van antibiotica bij deze bacterie soorten.

Very strong

Strong

Moderate

A.actinomycetemcomitans

P. gingivalis

T. forsythia

ANUG spirocheten

Treponema   denticola

Prevotella intermedia

Eubacterium s pp

Parvimonas micra

Campylobacter rectus

Fusobacterium nucleatum

 

World Workshop on Periodontology 1996; Zambon, J. J. (1996). Periodontal diseases: microbial factors. Annals of Periodontology, 1(1), 879- 925. https://doi.org/10.1902/annals.1996.1.1.879

Op basis van nieuwe studies, waar gebruik wordt gemaakt van moleculaire technieken, wordt soms een nieuwe species gevonden die geassocieerd is met parodontitis. Dit is het geval voor Filifactor alocis. Deze soort wordt slechts sporadisch gevonden bij parodontale gezondheid en frequent bij parodontitis. Dit maakt deze bacterie dus een geschikte biomarker voor parodontitis en daarom maakt deze soort deel uit van het panel bacterie waarop LabOral test.

Waarom is microbiologische diagnostiek interessant binnen tandheelkunde?

Bacteriële infecties zijn letterlijk aan de orde van de dag binnen de tandheelkunde: cariës, endodontische infecties, tandvleesinfecties, parodontitis, orale abcessen, het zijn allemaal aandoeningen waarbij bacteriën een essentiële rol spelen. Tandartsen (parodontologen, endodontologen, implantologen) en andere tandheelkundige professionals besteden dus een belangrijk deel van de tijd aan het behandelen van infecties en het herstellen van schade veroorzaakt door bacteriën. Dat er dus een rol is weggelegd voor bacteriologische diagnostiek binnen de tandheelkunde ligt voor de hand. Zeker als bij de behandeling van zo’n aandoening  antimicrobiële middelen worden ingezet. Medicamenteuze ondersteuning van mondinfecties is het domein van de tandarts. Deze draagt immers de verantwoordelijkheid voor het gebruik van deze medicijnen. Microbiologische diagnostiek is daarom direct verbonden aan het gebruik  van antibiotica.  Dan is diagnostiek maar ook lange termijn evaluatie noodzakelijk. 

Een tweede belangrijke rol voor bacteriologisch onderzoek betreft de screening voor het plaatsen van implantaten. In een belangrijk deel van de patiënten die voor een implantaatbehandeling in aanmerking  komt, speelt (een doorgemaakte) parodontitis een rol. Deze patiënten zijn bewezen gevoelig voor parodontale afbraak en hebben kennelijk ook de bacteriën die daar bij een rol spelen. Het is daarom goed om deze (partieel dentate) patiënten eerst te screenen op paropathogene bacteriën voordat de lichaamsvreemde implantaten worden geplaats. Deze zienswijze sluit nauw aan bij de praktijk in andere medische sectoren waar bij het plaatsen van implantaten (denk bv. aan kunstkleppen in het hart) eerst gescreend wordt op orale focale infecties. In de orale implantologie sluit deze werkwijze ook aan bij de Personalised Medicine strategie.